Een raar land

(door onze correspondent Dick Koopman)

Er zijn er die het land haten. Wat zij die dat doen erover zeggen is dat het wel mooi is maar dat de inwoners zo arrogant zijn. Nooit aardig. En ook dat je er niet lekker kunt eten. En ook overigens dat de dorpen saai en leeg zijn. Dat er niets te doen is. Dat het, kortom, een land is dat je beter kunt mijden.
Er zijn er die van het land houden. Die een beetje de taal spreken en er dan achter komen dat de bewoners eerder schuchter zijn dan arrogant. Die weten dat niet alle dorpen opwindend zijn maar dat niet heel erg vinden. Dat het, kortom, een land is dat je moet omarmen zodat het land jou omarmt.
Frankrijk.
Ik hoor tot de tweede groep mensen. Ik hou van Frankrijk en ik hou van de Fransen. En zeker, de allereerste keer dat ik er was – in Parijs – trof ik niet anders dan afstandelijke norse mensen aan. Ik sprak geen woord Frans en ik ontmoette geen enkele hulp. Mijn Engels was niet goed besteed.
Dat is vele jaren her. Inmiddels spreek ik Frans, heb ik een tijdje in Parijs doorgebracht en kom ik met mijn gezin alweer 17 jaar in de Var, in een klein dorpje met een paar duizend inwoners.
En het ís een raar land. Althans, in onze ogen. De mensen hebben een hekel aan Parijs, vooral de politiek in Parijs, én verwachten dat datzelfde Parijs wel met een oplossing komt voor de lokale problemen. Die zijn groot. De armoede in de Var is groot en de crisis laat nog steeds zijn sporen na. Winkels sluiten, mensen hebben geen of weinig vangnet en als je rondloopt op de avondmarkt zie je dat er niet veel welvaart is. In een dorp verderop, Le Luc, wordt al jaren gebouwd aan een miniatuur-Parijs door de gele hesjes. Zij waken erover en spreken je aan als je er langskomt. Zij fulmineren tegen de politiek en eisen ingrijpen door diezelfde politiek.
Het Front National is in bijna alle dorpen de grootste partij.
De tradities worden in ere gehouden. La France Profonde tegenover Parijs, tot aan de jaarlijkse feestjes die met verve gevierd worden. Ieder jaar zijn er naast 14 juli allerlei redenen om met elkaar feest te vieren. Dan is er kermis en op het grote plein is er bijvoorbeeld een Grand Aïoli. Met elkaar eten aan lange tafels waarbij een zangeres liedjes zingt van Edith Piaf. Vals.
Deze zomer kwamen we terecht op zo’n feestje, zonder dat we dat overigens vooraf wisten. We wilden wat eten en schoven aan. Eén menu was er: koude pasta vooraf, pizza en ijs na. En wijn, veel wijn.
Het terras zat bomvol en er was een DJ. Veel muziek met heel veel lichteffecten. Het oogde allemaal wat goedkoop. Op enig moment draait hij een voor mij onbekend nummer en binnen drie minuten staan er zo’n twintig vrouwen collectief hetzelfde dansje uit te voeren. Een soort line dancing maar dan net anders. Simultaan exact dezelfde pasjes. Daarna de Macarena en nog zo het een en ander. De mensen, vooral mannen, op het terras klapten, zongen mee en hadden plezier. Het dorp vierde feest en hoe. ’s Avonds was er natuurlijk vuurwerk.
De volgende dag kom je elkaar weer tegen op het terras en bij de bakker. Twee zoenen en zeggen dat het een leuk feestje was. Dat er nu gewoon weer hard gewerkt moet worden. En hard werken doet men. De winkels zijn vroeg open tot laat op de dag. Veel mensen hebben werk in de wijnbouw. Slechts enkelen zijn daar rijk mee geworden, de rest zeker niet. Mensen beunen veel bij. Maken zwembaden schoon, doen klusjes. Sommigen rijden naar Nice, anderhalf uur rijden, om daar te werken.
Mijn ervaring is dat als je een beetje de taal spreekt en je best doet, de Fransen niet afstandelijk of arrogant zijn. Integendeel. Verwelkomend en open. En ik weet ook wel dat ik er nooit bij zal horen, nooit echt. Maar dat is mijn doel ook niet. Als ik dat zou willen dan moet ik er gaan wonen. Dan lukt dat wel.
Ik weet ook dat als je in oktober door de Bourgogne naar het zuiden rijdt en daar door dorpjes komt er echt helemaal niets te doen is. Geen restaurants die uitnodigend open zijn, geen flamboyante cafés. Niets. Wel in de steden, niet in de dorpjes. Dat is in de Var niet anders. Dichtgeplakt met oude kranten noemde mijn moedertje dat.
Maar als je een neus voor Frankrijk hebt dan kijk je verder. Dan zie je dat niet alles dicht is en dat je wel lekker kunt eten. Dat de lucht gevuld is met de geur van open vuur als de boeren zich gereedmaken voor de winter. Dat in de verte het geknal van de jacht is te horen. Dat de wijnvelden langzaam tot roodbruin verkleuren en dat de lucht steeds kouder wordt. Dát zijn de dagen waarop mijn liefde voor Frankrijk nog groter is. Het moment op het terras waar dat nog net kan qua temperatuur, met een goed glas en soms een vleug tabaksrook van de buurman die zo op Steven Seagal lijkt.
Gelukkiger kun je me niet meemaken.

Deel deze post

Ontdek

Verder lezen

Ontdek

Onze partners